Natuurpoelen en Vijvers

Een plek die al van nature vrij nat of drassig is vormt een goede locatie om een poel te graven. Opkomend kwelwater of stagnerend regenwater zullen daar op een natuurlijke manier het waterpeil aanvullen.

Is zo'n natte plek niet voorhanden, dan gebruiken we in ieder geval het laagstgelegen deel van het terrein, zodat niet al te diep behoeft te worden gegraven om grondwater tegen te komen. De laagste grondwaterstand (in de nazomer) dient bij voorkeur niet meer dan 1 tot 1,5 meter beneden het maaiveld te zijn. De poel wordt minimaal 10 tot 20 meter verwijderd van hoge begroeiing aangelegd, aangezien invallende bladeren een snelle 'verlanding en verzuring' veroorzaken waardoor de poel frequent opgeschoond zou moeten worden.

Een wateroppervlakte met een doorsnede van 10 tot 20 meter is een mooie afmeting voor een poel. Te kleine poelen (minder dan 10 meter doorsnede) vergen frequenter onderhoud vanwege snelle verlanding. Onderhoud is in principe verstoring en niet bevorderlijk voor de planten en dieren in en rondom de poel.